Für Garderobe keine Haftung was de openingstentoonstelling van Witte de With en bood een overzicht van installaties en objecten uit de jaren tachtig van de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl.

De tentoonstelling was ingericht als een winkelcentrum, wat in de context van de destijds pas in gebruik genomen expositieruimte kon worden beschouwd als kritiek op het spectaculaire en inflatoire karakter van de productie van beeldende kunst en als een plaagstoot naar de overdaad aan tentoonstellingen en tentoonstellingsruimtes. Met deze ouverture daagden de kunstenaar en Witte de With (gehuisvest in een gebouw dat deels nog als school functioneerde) het publiek uit kritisch te kijken naar zijn eigen verwachtingen van een kunstcentrum.

Bijl had in de voorgaande jaren naam gemaakt met experimenten die de relatie tussen kunst en consumptiemaatschappij op de proef stelden. Deze experimenten gaan terug tot het Art Liquidation Project uit 1979, een zogenaamd in opdracht van de
overheid opgesteld rapport waarin wordt geconcludeerd dat, gezien de bewezen nutteloosheid van kunst, alle aan kunst gewijde locaties voor praktische doeleinden geschikt moeten worden gemaakt. Vervolgens transformeerde Bijl musea en galeries tot fitnesscentra, lampenwinkels, tapijtenwinkels, reisbureaus, rijscholen, enzovoort. Zijn nabootsingen van ruimtes die normaal gesproken niet met kunst worden geassocieerd, zorgden voor een verbluffende wisselwerking tussen fictie en realiteit. Nog meer verwarring wekten zijn nabootsingen van kunstruimtes, zoals de fictieve tentoonstelling Four American Artists (1987) in Museum am Ostwall in Dortmund of de fictieve commerciële beurs die hij installeerde in de kunstbeurs van Lyon in 1986, met onder andere een kunstwinkel waar zijn eigen schilderijen werden verkocht.

Het persbericht voor Für Garderobe keine Haftung concludeerde: ‘Bijl wijst ironisch op het verband tussen het uitstallen van artikelen in etalages en showrooms en het tentoonstellen van objecten in musea en galeries. In zijn installaties lijken consumptieartikelen en museumobjecten onderling inwisselbaar. Volgens Bijls logica zouden in de commerciële retoriek van de consumptiemaatschappij reële verschillen geheel afgeschaft kunnen worden.’ In deze vaststelling wordt de vraag hoe een instelling zichzelf dan nog kan ‘onderscheiden’ provocerend onbeantwoord gelaten.