Een selectie van schilderijen van Michael Byron (uit de periode 1986-1991) en Julião Sarmento (uit de periode 1984 – 1990). In dezelfde periode toonde het Museum Boijmans van Beuningen 100 tekeningen van Michael Byron.

In deze tentoonstelling werd werk van twee verschillende kunstenaars, die op het eerste gezicht niet veel met elkaar gemeen hebben, met elkaar geconfronteerd: de schilders Michael Byron (Providence, Rhode Island, 1954) en Juliao Sarmento (Lissabon, 1948).

Byron en Sarmento putten elk uit een symbolische, literaire traditie waarbij de representatie van seksualiteit op de voorgrond staat. In beider werk staan dezelfde thema’s centraal: het poëtische en het zwarte, erotiek en dood, het curieuze en het wrede. De figuratie bij Sarmento en Byron trekt bovendien de lijn verder van de schilderkunsttentoonstellingen in Witte de With, waarin vooral de schilderkunstige figuratie wordt onderzocht.

In Witte de With werd aandacht gegeven aan Byrons schilderijen van de laatste vijf jaar terwijl het Museum Boijmans van Beuningen in dezelfde periode een serie van honderd tekeningen uit 1989-1990 toonde.

Het werk van Sarmento was na een verkenning door het Van Abbemuseum in Eindhoven in 1985, voor de eerste keer in Nederland in een solotentoonstelling te zien. In zijn werk wordt het isolement van Portugal, een land aan de rand van Europa, en tegelijkertijd het verlangen naar doorbreking van dat isolement zichtbaar.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling verscheen de catalogus ‘Juliao Sarmento’ met teksten van Leonor Nazare en Chris Dercon.

In samenwerking met het Museum Boijmans van Beuningen verscheen de catalogus ‘Michael Byron’ met teksten van Holland Cotter en Karel Schampers.

Van beide catalogi werd een editie vervaardigd met een, door de kunstenaars ontworpen, zeefdruk op de omslag. De Portugese criticus en socioloog Alexandre Melo gaf een lezing over de situatie van de hedendaagse kunst in Portugal, onder de titel ‘Geographics of Identity’. In zijn lezing behandelde Melo de relevantie of non-relevantie van een geografie bij de benadering van het werk van hedendaagse kunstenaars die wonen en werken buiten de zogenaamde ‘kunstcentra’. De Portugese situatie werd als voorbeeld genomen van een periferisch model ter verklaring van de invloed die de omgeving heeft en niet heeft op de ontwikkeling van hedendaagse kunst.